Hoe Libris-winnaar Alfred Birney ons de ogen opent voor een weggestopte koloniale oorlog


Dit artikel verscheen op 11 mei op De Correspondent.

Met een wreed verhaal verpakt in wonderschone zinnen won Alfred Birney deze week de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman De tolk van Java. Die overwinning staat niet op zichzelf. Langzaam lijkt de aandacht voor ons diep weggestopte koloniale verleden in Indonesië toe te nemen.

‘Het vervelende van zo’n moment is dat je niet onder de tafel mag duiken,’ begon Birney zijn dankwoord.Jezelf verstoppen is geen optie als je net de belangrijkste literaire prijs van Nederland hebt gewonnen en aan Birney’s brede glimlach was te zien dat hij dat ook niet wilde.

Na veertien boeken en dertig jaar schrijverschap eindelijk erkenning. Niet alleen voor zichzelf, ook voor een koloniale oorlog die, zoals hij later die avond zou zeggen (in het VPRO radioprogramma Nooit Meer Slapen), altijd onder het tapijt is geveegd.

Want wat is het verhaal?

In De tolk van Java beschrijft Birney het huiveringwekkende verhaal van zijn gewelddadige Indische vader. Die vader, in het boek Arto genoemd, groeit op in het Oost-Javaanse Soerabaja. Tijdens de Japanse bezetting in het begin van de jaren veertig wordt Arto meermaals gemarteld en ziet hij hoe de Japanners mensen onthoofden.

Als de Japanners in 1945 worden verslagen, roept Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Maar Nederland is niet van plan de kolonie zomaar op te geven. Arto zweert trouw aan de Nederlanders – boven zijn bed hangt een portret van koningin Wilhelmina – en meldt zich bij het Nederlandse leger om de Indonesische vrijheidsstrijders te bevechten.

Arto kan zijn trauma niet wegstoppen en reageert dat een leven lang af op zijn vrouw en kinderen

Hij krijgt een functie als tolk, om te helpen bij het verhoren van gevangenen, maar wordt vooral ingezet om te vechten. En dat doet hij. Arto doodt zoveel Indonesische strijders, dat hij bij honderd stopt met tellen. Zonder twijfel doorzeeft hij een vrouw en haar pasgeboren baby om de vrijheidsstrijder achter hen te doden.

Eenmaal in Nederland probeert Arto een normaal leven op te bouwen. Dat wordt een catastrofe. Hij kan zijn trauma niet wegstoppen en reageert dat een leven lang af op zijn vrouw en kinderen. Waaronder de auteur zelf.

En dat voel je op elke bladzijde van De tolk van Java. Een tientallen pagina’s tellend relaas over de gruwelen van zijn vader lijkt in één vlaag van woede opgeschreven. De stijl was dan ook een belangrijke reden voor de Librisprijs: een ‘literair voortreffelijke roman,’ schreef de jury.

Erkenning voor de koloniale geschiedenis

Die stijl is één ding. Dat een thematisch boek als De tolk van Java zo’n prijs kan winnen, is niet los te zien van de toenemende aandacht voor dit weggemoffelde hoofdstuk Nederlandse geschiedenis.

De afgelopen jaren had de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog ook mijn interesse. Mijn grootvader vocht als soldaat eveneens aan Nederlandse zijde. In 1945 vertrok hij als oorlogsvrijwilliger vol idealisme vanuit Nederland om er drie jaar later gedesillusioneerd terug te keren (Lees hier mijn eerdere artikel op De Correspondent over mijn grootvader).

Na zijn dood in 2008 vond ik zijn dagboeken en brieven uit die tijd en begon ik me meer te verdiepen in de koloniale oorlog. Zoals bij velen van mijn generatie (ik kom uit 1987) was mijn basiskennis over dit deel van de Nederlandse geschiedenis nihil. Op school had ik er amper iets over gehoord en ook in de media kwam ik het bijna nooit tegen.

De laatste jaren lijkt een verandering gaande. Er verschijnen meer boeken over de koloniale oorlog en het onderwerp staat meer op de radar van nieuwsredacties. Is dan eindelijk het moment aangebroken waarop we met een open blik naar ons koloniale verleden kunnen kijken?

Eindelijk onderzoek naar ons koloniale verleden

In 2012 vroegen drie onderzoeksinstituten de regering om financiering voor een grootschalig onderzoek naar het geweld tijdens de koloniale oorlog. De regering achtte het onderzoek op dat moment niet relevant.

Dat weerhield historici niet zelf de dekolonisatie onder de loep te nemen.

Zo onderzocht Gert Oostindie honderden memoires, dagboeken en brieven van Nederlandse militairen. Zijn boek Soldaat in Indonesië geeft een indringend beeld van hoe al die jonge jongens dachten dat ze hun ‘rijksgenoten in Indië’ zouden bevrijden van de Japanners, maar terechtkwamen in een guerrillaoorlog.

Hoewel de meeste militairen zich daar niet schuldig aan hebben gemaakt, moet het aantal oorlogsmisdaden in de tienduizenden worden geschat

Oostindie vond in die egodocumenten vele verwijzingen naar door de Nederlanders gepleegde oorlogsmisdaden. Hoewel hij benadrukt dat de meeste militairen zich daar niet schuldig aan hebben gemaakt, moet het aantal oorlogsmisdaden volgens hem in de tienduizenden worden geschat (dat zei hij onder meer in dit interview met Brandpunt)

Geweld was ook het uitgangspunt van Rémy Limpachs promotieonderzoek, vorig jaar uitgegeven onder de titel De brandende kampongs van Generaal Spoor. Volgens Limpach gebruikten de Nederlanders structureel extreem geweld tijdens de koloniale oorlog (Limpach sprak daar onder meer over in Nieuwsuur). 

Decennia werden Nederlandse oorlogsmisdaden eufemistisch ‘excessen’ genoemd. Dat werd met Limpachs conclusies definitief onmogelijk. Zijn boek was aanleiding voor de Nederlandse regering om alsnog een vierjarig onderzoek te financieren, dat in september van start gaat (hier meer over dat onderzoek).

En het perspectief van de Indonesiërs zelf?

Andere schrijvers zoeken het, net als Alfred Birney, vooral in persoonlijke verhalen. Zoals Maarten Hidskes, die de rol van zijn vader in de Zuid-Celebes-affaire onderzocht.

In 1946 sloegen de Nederlanders onder commando van de beruchte kapitein Westerling op bloedige wijze en met behulp van standrechtelijke executies het verzet in Zuid-Celebes neer. Duizenden Indonesiërs vonden de dood. In zijn boek Thuis gelooft niemand mij komt Hidskes erachter welke kwalijke rol zijn vader in de oorlog heeft gespeeld.

Het is niet alleen geweld waarover wordt geschreven. In Op klompen door de dessa tekent Hylke Speerstra op integere wijze de verhalen op van oud-Indiëgangers. Vol mededogen beschrijft hij de gevoelens van heimwee, de twijfels over hun missie en de nooit verwerkte trauma’s van de inmiddels hoogbejaarde mannen.

David Van Reybrouck stipte in een eerder artikel op De Correspondent al eens aan dat dit soort verhalen nog wel vaak een Nederlands uitgangspunt heeft. Toch ontstaat er de laatste jaren meer ruimte voor de Indonesische kant van het verhaal.

In 2011 wonnen Indonesische weduwen een rechtszaak van de Nederlandse staat. Ze hadden deze zaak aangespannen wegens het zonder proces ‘standrechtelijk’ executeren van hun echtgenoten tijdens een door Nederlandse soldaten gepleegde massamoord in 1947 in het Javaanse plaatsje Rawagede.

Ondertussen besteedde journalist en historicus Anne-Lot Hoek al vaker aandacht aan de vrijheidsstrijders op Bali, Sumatra en Madoera en laat schrijver Kester Freriks in Echo’s in Indië vele Indonesische stemmen aan het woord.

Maar voor een echt Indonesisch perspectief moeten we natuurlijk in het land zelf zijn. Daarom zou in samenhang met de toenemende aandacht voor ons koloniale verleden een herontdekking van de grote schrijver Pramoedya Ananta Toer op zijn plaats zijn. In zijn romans liet hij zeer invoelend en daarmee pijnlijk de ondergeschikte positie van de Indonesiërs in het vooroorlogse Nederlands-Indië zien.

De inspirerende nieuwsgierigheid van Alfred Birney

Heel voorzichtig tillen we zo zeventig jaar na dato een hoekje van het tapijt op. Van harte gaat dat nog zeker niet. De financiering van het grootschalige onderzoek kwam moeizaam tot stand en de Nederlandse regering maakte pas excuses aan de weduwen van Rawagede nadat deze juridisch werden afgedwongen.

Anders dan de Nederlandse regering durfde Alfred Birney de confrontatie met het verleden wel aan. Niet dat hij blij was met wat hij aantrof. ‘Ik wilde de verhalen van mijn vader niet geloven. Wie wil er een vader die meer dan honderd mensen heeft gedood?’ zei hij afgelopen weekend nog in een interview met de Volkskrant.

Maar door die geschiedenis van zijn vader recht aan te kijken, kon hij diens ‘woede en gevoel van miskenning beter begrijpen.’

Volgens mij is de oprechte nieuwsgierigheid naar ons koloniale verleden, zoals Alfred Birney ons in De tolk van Java liet zien, de enige weg naar een beter begrip ervan. Zodat we die geschiedenis niet langer onder het tapijt vegen.


Geef een reactie